“Een huis mag geen gevangenis zijn voor een vrouw. Ook zij verdient vrijheid.“

15 nov 2024

25 november. Op deze Internationale Dag tegen Geweld op Vrouwen geeft ook FMDO* extra aandacht voor de aanhoudende strijd tegen dat geweld. Geweld tegen vrouwen komt jammer genoeg in vele vormen voor. Fysiek, psychologisch, seksueel en / of economisch. 

Het treft miljoenen vrouwen en het staat vaak los van leeftijd, afkomst of sociaal-economische status. 

Vandaag is een dag van bewustwording, solidariteit en actie. Een dag waarbij ook FMDO oproept om op te staan tegen onrecht en de strijd voor een wereld waar vrouwen veilig en vrij van geweld kunnen leven.

FMDO sprak met de Afghaanse Razia Arefi en de Somalische Aïsha Abdi Ibrahim die intussen in België wonen en zich dag in dag uit inzetten voor meer vrouwenrechten en tegen (seksueel) geweld.

Het palmares van Razia kan tellen wanneer het gaat over vrouwen sterker maken. Al meer dan tien jaar zet ze zich in voor vrouwenrechten en gelijkheid, waarbij ze de stem van Afghaanse vrouwen laat horen. Ze studeerde economie en volgde verschillende leiderschaps- en managementcursussen. 

Razia was dertien jaar lang directeur van de Afghaanse organisatie ‘Mothers for Peace’. Ze werkte er aan meer gelijke kansen door vrouwen en meisjes alfabetiseringscursussen, Engelse en computercursussen te laten volgen in de meer landelijke gebieden in Afghanistan. Daarnaast kregen ze info over gezondheid en landbouw om hen (economisch) te ondersteunen. Op die manier konden zo’n 6.500 vrouwen en meisjes afstuderen aan de cursussen. 

Maar daar stopte het niet voor Razia. In 2018 was ze kandidaat voor het parlement en in 2019 werd ze door president Ghani benoemd tot één van de twaalf plaatsvervangende burgemeesters van Kaboel in een door mannen gedomineerde sector.

Na de machtsovername door de Taliban in augustus 2021, moest ze noodgedwongen Afghanistan verlaten en verhuisde ze naar Ieper, België. Ze studeerde hier Nederlands, startte een eerste job als uitzendconsulent in Kortrijk en werkt momenteel als administratief medewerker bij Groep INTRO in Brussel. Intussen blijft Razia de projecten voor Mothers for Peace coördineren. En er is meer: ze is vrouwenambassadeur bij FMDO, waar ze haar kennis en ervaring doorgeeft aan andere vrouwen over thema’s als discriminatie, vrouwenrechten en grensoverschrijdend gedrag.

De Somalische Aïsha op haar beurt is verpleegster van opleiding, woont sinds 2020 in Marke, België en volgde in Somalië opleidingen rond klinische zorg na seksueel geweld. In haar thuisland was ze eerst ‘gender based violence program officer’ voor het International Rescue Committee (IRC) en vervolgens ‘gender based violence program manager bij het International Medical Corps (IMC) waar ze overlevenden van geweld op vrouwen hielp en samenwerkte met gemeenschappen en organisaties om die cyclus van geweld te doorbreken. 

En dat is nog niet alles. Als vrijwilligster bij GAMS strijdt ze mee voor de afschaffing van vrouwelijke genitale verminking in België en de rest van de wereld.
Naast Nederlands spreekt ze ook Somalisch, Arabisch en Engels. Ze is bovenal een fiere mama, zwanger van haar vierde kindje. Een jongetje, dat zijn mannetje zal moeten staan tussen zijn drie andere zussen van veertien, twaalf en twee jaar oud.

Twee dames om ‘u’ tegen te zeggen. Tijd voor een gesprek.

Hoe kwamen jullie bij FMDO terecht? 

Aïsha: “Ik leerde FMDO kennen via A’kzie vzw waar ik mijn Nederlands oefende. Op een dag vertelden ze me dat er een organisatie op bezoek kwam om het over vrouwenrechten te hebben. Die organisatie bleek FMDO te zijn en ik ontmoette er Mira die voor deze organisatie werkte. We speelden het educatieve spel waar we info kregen over vrouwenrechten, grensoverschrijdend gedrag en discriminatie. Het project Vrouwenambassadeurs inspireerde me. Mira nam achteraf contact met me op en vertelde me dat er een opleiding was zodat ik als vrouwenambassadeur andere vrouwen kan inlichten over en helpen met deze thema’s. Ik ging er met plezier op in.” 

Razia: “Fabienne was mijn coach toen ik mijn opleiding volgde in de beginperiode van mijn eerste job hier in België, als uitzendconsulent bij Accent. Ze is hiernaast vrijwilliger bij FMDO in Oostende. Toen ze in contact kwam met Sara die bij FMDO werkt, liet Fabienne mijn naam vallen. Dat was een klein jaar geleden en intussen volgde ook ik de opleiding tot vrouwenambassadeur.”

Razia: In 2006 keerde ik terug naar Afghanistan en tot dan was mijn man de ‘decision maker’. Ik startte als leerkracht Engels en had op die manier een inkomen. Ik kon me voor het eerst financieel redden en zag ook meer en meer het verschil tussen mannen en vrouwen.

Hoe is de situatie als het gaat over vrouwenrechten in Afghanistan en Somalië?

Razia: “In Afghanistan was de situatie rond vrouwenrechten altijd al een issue en dus niet evident. Het is een conservatief land en veel vrouwen zijn beperkt opgeleid. Zelf was ik veertien toen ik trouwde. In de beginjaren was ik volledig afhankelijk van mijn echtgenoot. Hij koos hoe ik moest denken, wat te denken en wat te doen.” 

“Toen ik mijn kinderen kreeg, mijn zoon kreeg ik op mijn zeventiende, startte ik met Engelse les. Mijn man was diplomaat en we verhuisden om de zoveel jaar naar een ander land. Mijn kinderen gingen naar internationale scholen. Op de oudervergadering verstond ik niks van wat ze vertelden en kon ik zelf ook niks zeggen. Het was de start om Engels te leren in de periode 2003 – 2006.”

“In 2006 keerde ik terug naar Afghanistan en tot dan was mijn man de ‘decision maker’. Ik startte als leerkracht Engels en had op die manier een inkomen. Ik kon me voor het eerst financieel redden en zag ook meer en meer het verschil tussen mannen en vrouwen. Vrouwen die niet opgeleid zijn, niet kunnen lezen of schrijven. Ik merkte dat mensen me meer respecteerden. Het was zo belangrijk voor mij om financieel onafhankelijk én opgeleid te zijn.”

Hoe ging dat verder?

Razia: “Ik stelde me meer en meer de vraag hoe ik andere vrouwen kon helpen. Om ze meer rechten te geven. Daarom maak ik sinds 2008 deel uit van de organisatie ‘Mothers for Peace’.
Ik moest hen vertellen wat de mogelijkheden zijn en hen de nodige ‘skills’ aanleren. Niet enkel de theorie, maar vooral de praktijk én in de meer landelijke gebieden.
In de steden konden vrouwen al naar school of de universiteit, konden ze sporten, zingen of cultuur beleven. Er waren toen nog geen beperkingen voor vrouwen. Tradities waren er wel, dat is (nog steeds) een andere zaak.”

En toen kwam de Taliban aan de macht.

Razia: “Klopt. Dat was in de zomer van 2021. Het eerste dat verdween, waren de vrouwenrechten. Geen school meer voor kinderen en jongeren. Vrouwen mogen niet alleen naar buiten zonder een mannelijke begeleider. Ze moeten zich volledig sluieren. Samenwerkingen met ngo’s en organisaties zijn stopgezet. Alleen naar de dokter gaan als vrouw is niet mogelijk. Ook daar moet een man mee naartoe en er is altijd een fysieke afstand tussen de dokter en de vrouwelijke patiënt waardoor een onderzoek niet mogelijk is.
Het gaat alleen maar achteruit, want ook de stem van de vrouw is nu verboden. Ze mogen niet spreken, niet lachen of zingen in het openbaar. Ik zie geen enkele verbetering, integendeel. Het wordt alleen maar erger.”

Aïsha: “In Somalië hebben we de terroristische organisatie Al-Shabaab, je kan het vergelijken met de Taliban. Om die reden ben ik gevlucht. Zelf had ik het geluk dat mijn vader opgeleid was. Hij stimuleerde dat ook wij dat deden en wou niet dat ik afhankelijk zou zijn van iemand anders. Ik was het enige meisje tussen mijn broers langs de kant van mijn moeder, maar mocht naar school en de universiteit gaan.“

Opende dat je ogen?

Aïsha: “Zeker. Tussen 2007 en 2013 werkte ik voor Artsen Zonder Grenzen als verpleegster en begon ik meer en meer in te zien wat geweld tegen vrouwen inhoudt. We nodigden het IRC uit die een opleiding gaf rond vrouwen die seksueel geweld overleven en hoe je hen verder kan helpen. Dat was voor mij een echte ‘eye opener’. Het had een grote impact op mij en de andere aanwezige vrouwen. 

Zelf studeerde ik af in 2007 en trouwde een jaar later. We woonden op dat moment bij de familie van mijn man en ik was aan het werk. Ik kreeg mijn eerste dochter in 2010 en merkte dat mijn schoonmoeder respecteerde wat ik deed. Ze was erg lief naar mij toe. Mijn man werkte op dat moment niet, dus ik stond in voor het onderhoud van het gezin.“

Best wel straf in Somalië.

Aïsha: “Klopt. Mijn schoonmama zorgde voor de baby zodat ik kon studeren en werken. Mijn andere dochter kreeg ik in 2012 en ik werkte toen als verpleegster in een andere, meer landelijke regio op zo’n dertig kilometer van de stad. Het nam drie uur in beslag om er te geraken door de slechte staat van de weg. Ik was er naast verpleegster ook vroedvrouw, want er was niks. Alles was zeer basic, maar ik leerde er ontzettend veel. Je moet wel, het kan niet anders. We kregen ook heel wat spoedgevallen binnen en het werk daar opende nog meer mijn ogen. Ik begon me in die periode ook meer uit te spreken.”

Wat gebeurde er hierna?

Aïsha: “In 2013 zei Artsen Zonder Grenzen dat we moesten vertrekken uit Somalië. Er waren mensen ontvoerd en vermoord in andere regio’s, dus ze trokken er weg.
Ik besloot niet mee te gaan, werd werkloos en ging op zoek naar een nieuwe job. Bij het IRC zochten ze iemand. Ik besloot het een kans te geven.
In die periode begon ik veel te reizen voor mijn werk, naar andere regio’s en landen. Mijn toenmalige man vond dat niet leuk en was jaloers. Hij vroeg zich af waar ik naartoe ging. Maar ik wou dit echt doen, het was mijn plicht én mijn job. Thuis werd een stresserende plek.
Ik besloot dat het zo niet verder kon en vroeg de echtscheiding aan die ik in 2014 ook kreeg. Ik was nu helemaal onafhankelijk en woonde met mijn twee kindjes bij mijn mama. Ik studeerde verder, ‘public health’ en werd trainer voor organisaties die werken met vrouwen die slachtoffer zijn van seksueel geweld. We gaven ook les aan onder meer medisch personeel. Zo konden ze beter reageren als een vrouw naar hen toekomt die slachtoffer is.” 

“De gemeenschaps- en religieuze leiders gaven we ook training in de dorpen. Dat was niet evident, want ze luisteren niet naar vrouwen. Toch vond ik het belangrijk om niet alleen vrouwen te trainen en info te geven, maar ook de jongens en de mannen.”

Hoe zagen die opleidingen eruit?

Aïsha: “We praatten over huiselijk geweld. Als een man thuiskomt, moet zijn maaltijd klaar staan, het huis moet net zijn, een vrouw mag geen nee zeggen tegen seks en ga zo maar door.
Mannen mogen ook meerdere vrouwen hebben. Als een vrouw niet helemaal voldoet, mag hij dus andere vrouwen nemen.
Het zijn vaak kleine dingen die het verschil maken om het gesprek met mannen aan te gaan. Bijvoorbeeld: zet zelf je gebruikte koffiekopje weg en doe de vaat. Help vrouwen waar je kan.
Mannen zien het vaak als iets dat niet hoeft omdat dat nu eenmaal de cultuur is en het zo hoort.” 

Razia: Ik ben fier dat ik 5.000 vrouwen leerde lezen en schrijven, 1.500 vrouwen Engels leerde en met de computer leerde werken. Dat kan de Taliban nooit van me afnemen.

Het lijkt me niet evident om die opleiding aan mannen te geven?


Aïsha: “Zeker niet. Ik kreeg jammer genoeg meer en meer bedreigingen, telefoontjes en moest noodgedwongen stoppen met de opleidingen. Ik kreeg het verwijt dat ik vrouwen sterker en de Somalische cultuur kapot maakte. Ik vluchtte en kwam in 2020 naar België. Ik kreeg er teveel invloed en moest weg. Hier zijn we vrij, in Somalië niet.”

Op welke projecten ben je trots?

Razia: “Toen ik in 2021 naar België kwam, nam ik de tijd om hier een nieuwe thuis te vinden. Het leven gaat door en je moet verder. Ik heb nog veel vrienden in Afghanistan en ben fier dat ik 5.000 vrouwen leerde lezen en schrijven en hiernaast nog eens 1.500 vrouwen Engels leerde en met de computer leerde werken. Dat kan de Taliban nooit van me afnemen.” 

“Het duurde een jaar tot ik m’n plek begon te vinden hier in België. In oktober 2022 startte ik vanop afstand met een project in Kaboel waar meisjes naar school gaan. Niet officieel, want naar school gaan mag niet sinds de Taliban er aan de macht is. Wel onder de radar. Ruim vijftig meisjes krijgen er tijdens de week elke namiddag vakken als Engels, wiskunde, chemie of met de pc werken. Hiernaast coördineer ik het Sahar online learning project voor 29 meisjes in Afghanistan, met de steun van VDAB en Deloitte.”

Hoe lukt het je om dit te organiseren?

Razia: “Dat is dankzij de meisjes zelf. De meisjes nemen elke dag opnieuw het risico om de lessen te volgen, ook al is het verboden. Ze zijn tussen de elf en achttien jaar oud en vechten voor hun rechten. Ze willen niet in hun gevangenis thuis blijven zitten en volgen les, ook al is het niet officieel. De Taliban kwam hen al opzoeken, maar denkt dat ze de Islamleer volgen en dat ze er naaien.
Dit project geeft de meisjes hoop. Zelf kan ik de lessen volgen via WhatsApp en krijg ik dagelijks foto’s en video’s door. De meisjes zijn zo sterk. Ze zijn trots op wat ze doen en dat maakt me emotioneel. Ze hebben zoveel moed.”

Aïsha: “Momenteel werk ik hier in België niet aan projecten die een link hebben met Somalië. Wel heb ik contact met de verpleegsters van het IRC en IMC met wie ik in Somalië samenwerkte. Ze blijven inzetten op ‘women friendly spaces’ en voorzien eerste hulp als vrouwen problemen hebben thuis. Ze sturen gericht door naar een professionele psycholoog of een advocaat als dat nodig is. Ik ben erg fier op hen.” 

Razia: Vrouwen begrijpen elkaar beter. We voelen elkaars pijn en het leven waar we door moeten. We lijden in zekere zin onder religie en tradities. We moeten onze gezamenlijke stem naar buiten brengen.

Hoe verschilt de situatie in jullie thuisland met die in België?

Razia: “Je kan het in geen enkel opzicht met elkaar vergelijken. Hier word je minder afgerekend op basis van je geslacht. Het is meer op basis van je skills en je persoonlijkheid. Mannen mogen hier evengoed hun baard scheren of een short dragen. In Afghanistan niet. En voor vrouwen kan er al helemaal niks.”

Aïsha: “In België bekijken ze je als een mens, als een persoon.” 

Waar is er nog werk aan in België?

Razia: “Ook in België is er nog steeds ongelijkheid en discriminatie. Hier heb je geen collectieve stem van bijvoorbeeld een organisatie die de stemmen verzamelt.
Wat kan helpen, is dat vrouwen meer praten over hun rechten. Bijvoorbeeld op 8 maart als het internationale vrouwendag is. Of een dag als vandaag tegen het geweld op vrouwen. Of op de dag van de vrede. Zodat de media dit oppikken en er meer reportages over maken.” 

Aïsha: “Ik volg Razia. Discriminatie is hier meer verborgen. Je hoort er via via over. Het is belangrijk om erover te blijven praten zodat dit ook hier stopt.” 

Aïsha: Spreken is het allerbelangrijkste. Zwijgen is geen oplossing, want dan kan niemand je helpen of weten waar je doorgaat.

Iets helemaal anders. Welke vrouw inspireerde je?

Razia: “Toen ik op mijn veertiende trouwde, nam mijn man me mee naar Afghanistan, want ik groeide op in Iran. Op dat moment hoorde ik veel over Sima Samar. Ze is de eerste vrouw die scholen openstelde voor vrouwen en kreeg enkele Nobelprijzen. Ze bouwde huizen voor kinderen en vrouwen die nergens heen konden. Ze was dokter, vocht voor zichzelf en anderen. Het deed me eraan herinneren dat ik daar iets mee moest doen. Ze was altijd in mijn gedachten, omdat ze zoveel goeie dingen deed.”

Aïsha: “Voor mij is dat de Somalische Hawa Abdi. Geboren in 1947, een mensenrechtenactiviste, dokter en vooral een ‘mensenmens’. Ze kreeg twee dochters die ook als dokter aan de slag gingen.” 

Welke boodschap geef je mee aan vrouwen die hun stem willen laten horen in de strijd voor meer gelijkheid en tegen geweld?

Razia: “Vrouwen begrijpen elkaar beter. We voelen elkaars pijn en het leven waar we door moeten. We lijden in zekere zin onder religie en tradities. We moeten onze gezamenlijke stem naar buiten brengen, want dit is geen ver-van-mijn-bed-show. We mogen dit niet negeren.
Je moet blij zijn voor elkaar dat anderen een goed leven hebben. Dat kan enkel als we dat samendoen, als vrouwen een stem krijgen, bijvoorbeeld in het parlement in Afghanistan. Dat vrouwen niet de agenda van mannen moeten volgen. Te vaak zijn het nog individuele stemmen.”

Aïsha: “Spreken is het allerbelangrijkste. Zwijgen is geen oplossing, want dan kan niemand je helpen of weten waar je doorgaat. Met de krachtige woorden ‘Speak up’ wil ik graag afronden!”

Meer info over het project Vrouwenambassadeurs van FMDO lees je hier.

* FMDO vzw (Federatie voor Mondiale en Democratische Organisaties) verbindt en versterkt mensen in deze diverse samenleving en doet dat met sociaal-culturele verenigingen van mensen met een migratieachtergrond en gedreven vrijwilligers die het hart van FMDO vormen.​ www.fmdo.be.


Tekst en foto’s door Sofie Verheye, communicatieverantwoordelijke bij FMDO

Deel