Musa: “Ik wil de grote broer zijn voor jongeren die niet zo’n broer zoals mij hebben”

24 apr 2023

Het verhaal van Musa begint in de straten van Teheran. Als jongste van een Afghaans gezin in Iran, beleeft hij er een gelukkige kindertijd. Elke dag gaat hij naar school van 7 tot 12 uur. In de namiddag voetbalt hij er met z’n vele vrienden tot schemertijd. Zijn vader werkt hard voor het gezin, zijn moeder zorgt voor een warm nest. Toch leeft het gezin met zorgen: Afghanen hebben weinig rechten in Iran en jongeren hebben er geen toekomstperspectief. Daarom kiezen de ouders van Musa voor een betere toekomst voor hun kinderen: een leven in Europa.

Zo belandt Musa als negenjarige in het Rode Kruis opvangcentrum in Brugge. Na enkele dagen mag hij voor het eerst naar school. “Ik kwam terecht in het vierde leerjaar in een klas met alleen maar Belgische kinderen. Ik kon geen woord Nederlands. De eerst dag was verschrikkelijk, de leerkracht bleef maar vragen met welke hand ik schreef: links of rechts? Ik kon alleen maar zeggen: My name is Musa. Ik vergeet nooit de zucht van die leerkracht toen. Maar na vijf maanden had ik vriendjes gemaakt en kon ik al behoorlijk Nederlands.”

“ We hadden problemen met onze verblijfspapieren, kregen een negatief advies en moesten België verlaten. We overleefden enkele maanden op straat en logeerden op verschillende plekken. We gaven ons over en kregen hierna een plek toegewezen in een ander opvangcentrum. Ditmaal in Rendeux (Wallonië). Ik begon opnieuw van nul. Ik leerde er mijn eerste woorden Frans en beëindigde met succes het vierde leerjaar. Tijdens de zomervakantie kregen we eindelijk positief nieuws: we konden in België blijven. Mijn familie besliste ons nieuwe leven te starten in Oostende waardoor ik terug in het Nederlandstalig onderwijs belandde. Met dank aan juf Lies die me elke maandag liet vertellen over mijn weekend in het Nederlands, behaalde ik op mijn dertiende mijn getuigschrift van het basisonderwijs.”

“In het middelbaar koos ik voor de school die het dichtst bij mijn huis was. Ik startte probleemloos in de A-stroom. In het tweede jaar koos ik voor Economie – Moderne Wetenschappen. Mijn studies gingen vlot, maar ik vond moeilijk aansluiting met de rest van de klas. Iedereen luisterde naar death metal of was een skater. Ik deed veel om erbij te horen. Ik kocht het goedkoopste skateboard dat ik kon vinden en ’s nachts luisterde ik uren naar death metal om te begrijpen waarover die muziek ging. Ik was de klasclown en stak dingen uit waarvan ik nu denk: what the fuck? Ik was onzeker en probeerde grappig te zijn om zo iets gemeenschappelijks te vinden en vrienden te hebben. Na twee jaar te zijn wie ik niet was, veranderde ik van school.”

“Ik koos voor een school waar ik mensen kende en waar mijn oudere broer gefaald had. Ik wou daar per sé voor hem wel slagen, ook al raadde hij mijn keuze af. Ik volgde Wetenschappen – Wiskunde want dokter worden was mijn droom. Werken in de medische sector krijgt in onze gemeenschap een hoge waardering. Je krijgt status en extra respect. Ik dacht: als ik dokter word, dan maak ik mijn familie trots, maar ook mezelf: het is een vorm van prestige.”

“Op mijn nieuwe school was alles wat ik kende 180 graden anders. Van een losse schoolomgeving kwam ik terecht in een kille sfeer waar veel discipline werd gevraagd, de leerkrachten waren streng. Voor mij was dat de grootste schok in mijn schoolcarrière. Ik voelde geen steun van leerkrachten: ze geloofden niet in mij. Het gedrag van een leerkracht kan volgens mij heel veel bepalen. Ik wist: hier is studeren echt de hel.  Ik was jong en had het gedrag van mijn vroegere klasgenoten overgenomen. Ik kende geen grenzen, maakte foute grappen en stak mijn middelvinger uit naar alles wat moest. Het heeft toch een jaar geduurd voor ik heb beseft dat het anders moest. Ik hield het twee jaar vol, maar op het einde van het vierde middelbaar kreeg ik een B-attest. Dat attest verneukte mijn droom om dokter te worden. De hele zomervakantie hield ik mezelf voor dat ik mijn jaar opnieuw zou doen op die school. Mijn gezin raadde me aan om te veranderen. Maar ik had zolang gevochten om bij de cool guys van de klas te horen en nu was het over. Toen ik op het einde van de zomervakantie merkte dat niemand van de klas contact zocht, heb ik een klik gemaakt en veranderde ik toch van school.”

“Als ik terugdenk aan mijn laatste twee jaren in het middelbaar, dan krijg ik tranen in mijn ogen. De leerkrachten behandelden mij als een gelijke, we maakten samen grapjes en ik kon altijd bij hen terecht. Het was prachtig hoe zij onze hand vasthielden en ons zo de ene stap na de andere lieten zetten. Voor mij waren ze een tweede familie waar ik even weg van thuis kon zijn. Ik ben hen echt dankbaar.”

“Toch was dat B-attest in het vierde een grote slag voor mijn ego. Toen ik het vijfde jaar startte op een nieuwe school in een TSO-richting, kwam ik binnen met een dikke nek. Ik zei: Het stinkt hier naar TSO, ik ben slimmer dan jullie, ik moet hier eigenlijk niet zijn. Maar onderweg veranderde ik, ik ontwikkelde opnieuw een passie voor het medische. Ik had nog altijd veel wiskunde en ook voor vakken zoals fysica en chemie zag ik weinig verschil met het ASO. Ik kwam tot het besef dat ik nog altijd in de medische sector kon werken later, dat er in België meer opties zijn dan alleen dokter worden.”

Dankzij de warmte en de begeleiding van de leerkrachten en leerlingenbegeleider heb ik op een heel mooie manier mijn secundair diploma van ‘Farmaceutisch Technisch Assistent’ gehaald. Ik was klaar voor de toekomst en werd door hen gestimuleerd om verder te studeren. Zo startte ik de opleiding Biomedische Laboratoriumtechnologie aan Howest. Mijn broer was er net afgestudeerd in dezelfde richting, ik wou zijn zoals hem. Op hetzelfde moment leerde ik ook mijn vrouw kennen. We hadden een langeafstandsrelatie en dat bezorgde me veel stress. Ik wou zo snel mogelijk een job zodat we samen in België konden zijn. In plaats van naar de les te gaan, liep ik wekenlang door de straten en ging ik bij elke apotheker vragen of ze geen job voor me hadden. Ik schreef me uit aan Howest en startte uiteindelijk in een fabriek in Gent waar mijn broer als apotheekassistent werkte.”

“Die jaren waren hard. Ik startte helemaal onderaan de ladder, begon om 5.30 uur en kwam thuis om 21.30 uur. In het weekend werkte ik bij in een apotheek in Oostende. Zo werkte ik mezelf op en leerde ik veel bij. Na drie jaar vond ik een job als apotheekassistent in De Panne. Ook daar heb ik veel geleerd. Sinds kort werk ik dichter bij huis. Het heeft veel moeite gekost, maar ik ben gelukkig nu. Ik ben 24 jaar, heb een mooie vrouw, twee kinderen en een appartementje. Ik hou van mijn job, ik voel me gerespecteerd en heb geen kopzorgen. Ik weet niet wat het leven nog in petto heeft, maar op dit moment beleef ik een hoogtepunt.”

“Ik heb niet altijd de juiste keuzes gemaakt, maar ik heb wel geleerd dat je hard moet werken voor wat je wil en dat je omgeving belangrijk is. Daarom doe ik mee met Jong Gedacht: ik wil graag de oudere broer zijn van jongeren die niet zo’n broer hebben als ik.”

“Als mijn kinderen groter zijn, ga ik hen zeggen: wil je straten vegen, treinbegeleider worden of in een apotheek werken? Ga achter je dromen aan. Hier kan je doen wat je wil, dat is niet overdreven. Zoek je passie want als je iets graag doet, groei je daarin en word je succesvol. Laat je niet demotiveren of neerhalen door anderen, maar ga je eigen weg. En als je niet weet wat je graag doet, luister dan naar mensen die je dierbaar zijn en jou goed kennen. Luister naar je ouders, je broer en mensen op school die je kunt vertrouwen, want zij hebben een grote invloed.”

Deel